Bron: Spellenlab
18 beeldkaarten worden op de tafel gelegd. De kaarten zijn tweezijdig en worden met de zwarte stip naar beneden gelegd. De tekeningen die nu te zien zijn op de kaarten, hebben allemaal een voorwerp dat verdwenen is.
De eerste speler dobbelt met de vier grote dobbelstenen: een gele, blauwe en rode dobbelsteen met afbeeldingen en een kleurendobbelsteen. De kleurendobbelsteen duidt aan naar welke gekleurde dobbelsteen moet gekeken worden.
Bv. de kleurendobbelsteen valt op 'rood', dan bekijkt de speler het plaatje op de rode dobbelsteen. Toont die bv. 'het ijsje', dan gaan de spelers om het snelst op zoek naar de beeldkaart waar het ijsje ontbreekt. Wie de kaart vindt, tikt erop. De kaart wordt omgedraaid en de spelers controleren of het de juiste kaart is. Is het juist, dan verdient de speler een fiche.
De kaart wordt terug met de stip naar beneden gelegd en doet weer mee in het spel. Wie het eerst 6 beeldkaarten vindt en dus 6 fiches verzamelt, is de winnaar.
In het spelregelboekje zijn een aantal varianten opgenomen waardoor het spel ook op een meer eenvoudige versie kan gespeeld worden: wanneer de kaarten met de volledige afbeelding naar boven liggen, zoeken de kleuters gewoon het afgebeelde voorwerp op de kaart.
Het materiaal bij dit spel is erg stevig. De afbeeldingen zijn redelijk schools. Samengeteld met het soort opdrachten die in dit spel aan bod komen, is dit echt een spel voor de eerste kleuterklas.