Veel drukwerk uit of vlak na de oorlog is voorzien van een K-Nummer, ook wel "Kennummer" of "Kengetal" genoemd, b.v. K1823. Dit nummer was uniek.
Iedere drukker diende ofwel zijn K-nummer ofwel zijn naam te vermelden op het drukwerk dat hij produceerde. Op drukwerk dat bestemd was voor de export naar Duitsland moest de letter V worden toegevoegd aan het Kennummer, b.v. VK1823. Het besluit van 15 juli 1941 tot beperking van papierverbruik luidde:
Vervaardigers van drukwerken moeten op alle papier- en cartonwaren, die door hen worden bedrukt, of hun firmanaam of hun kennummer aanbrengen. Het kennummer wordt hun op aanvraag door het Rijksbureau voor de Verwerkende Industrieën, Sectie Grafische Industrie toegezonden en komt voor op een lijst, welke bij dit Rijksbureauberust.
Op 26 juli 1941 maakte het Rijksbureau voor de Grafische Industrie tevens aan alle drukkerijen bekend:
Vanaf 22 juli 1941 moet dit No. op al het drukwerk, dat u vervaardigt, worden vermeld, ook op het familiedrukwerk. Hier kan en mag niet van worden afgeweken. Indien u werk vervaardigt voor derden, dan moet hierop uw kengetal worden vermeld.
In de officieele publicatie uit het Leidsch Dagblad van 15 juli 1941 over Cyclostyle-apparaten staat dat iedereen die hiermee werkt, ook voor eigen gebruik, een kennummer moet aanvragen. Echter in de officieele publicatie uit de Telegraaf van 11 november 1941 staat dat copieerinrichtingen geen kennummer nodig hebben op producten voor eigen gebruik. Dit is in tegenspraak met elkaar, echter in een bekendmaking in het Dagblad van het Zuiden, 11 september 1943, wordt vermeld dat er dispensatie was verleend voor het het verwerken voor eigen gebruik.