Bron: Spellenlab
Drie tot vier spelers proberen zo veel mogelijk, liefst heel grote, piramides te bouwen die heel veel punten opbrengen.
75 bouwkaarten met waarde 1 tot 9 kunnen hiervoor gebruikt worden. Elke piramide moet uit minstens 3 bouwkaarten bestaan verdeeld over minstens 2 lagen (boven elkaar liggende rijen kaarten). De kaarten op een hogere rij moeten minstens één bouwkaart minder bevatten dan de rij eronder. De waarde van de kaarten in elke rij moet steeds dezelfde zijn en precies één hoger dan de laag eronder.
Tussen de bouwkaarten zitten nog enkele speciale (heel ludiek getekende) kaarten zoals dieven, belastinginners, farao’s en jokers.
Alle kaarten worden goed gemengd en iedereen krijgt 7 kaarten gedekt in de hand. Een klein speelbord wordt centraal op tafel gelegd en de opzichter start op het eerste van de 11 velden.
Een speler die aan de beurt komt voert een aantal acties uit. Hij mag eerst een eigen piramide ‘verzilveren’. Als hij denkt dat zijn piramide genoeg punten opbrengt mag hij beslissen om deze te ‘verkopen’. De waarde van een piramide wordt heel eenvoudig berekend. Maak de som van de verschillende cijfers op elke laag en vermenigvuldig dit getal met het aantal lagen. Wie b.v. een piramide bezit uit drie lagen: onderaan 3-3-3-3, daar bovenop 4-4-4 en helemaal boven 5-5, scoort (3+4+5)x3 = 36 punten. Indien de speler een piramide bezit die uit 12 of meer bouwkaarten bestaat, moet hij deze verkopen. Telkens een piramide verzilverd wordt, verplaatst de opzichter zich een veld verder. Vanaf het derde veld mogen de spelers een tweede piramide opstarten. Vanaf het zesde veld kunnen enkel nog piramides verzilverd worden die uit minstens drie lagen bestaan.
Vervolgens neemt de speler een extra kaart in de hand. Hij kan kiezen uit één van de drie openliggende kaarten of de bovenste verdekte kaart van de voorraadstapel.
Nu begint de belangrijkste fase uit zijn speelbeurt. Kaarten kunnen geruild worden tussen de spelers (net zoals bij de Kolonisten). De speler kan zijn piramides uitbouwen of een nieuwe opstarten. Hierbij kunnen de jokerkaarten de plaats van een ontbrekende bouwkaart innemen. Deze jokers kunnen bij gelijk wie omgewisseld worden tegen de bouwkaart die er normaal had moeten liggen.
Een diefkaart kan gespeeld worden. Een dief valt een vrij te kiezen kaart in een piramide aan. Een dobbelsteenworp beslist of de diefstal lukt. De dief moet minstens evenveel gooien als het aantal lagen van de piramide. Hoe meer lagen een piramide bevat hoe kleiner dus de kans op een gelukte diefstal. Een diefstal kan tot afbraak van een piramide leiden. Indien het aantal kaarten niet meer voldoet aan de bouwvoorschriften moet de aangevallen speler zijn piramide helemaal afbouwen of reduceren tot een aanvaardbaar formaat.
Wie tijdens deze fase een belastinginner inzet, mag één kaart uit de gedekte hand van elke medespeler pakken. De farao is de enige kaart die buiten je speelbeurt mag gespeeld worden. Ze beschermt je tegen de dieven en belastinginners.
Een speelbeurt eindigt door eventueel 1 kaart op de aflegstapel te leggen en vervolgens net zoveel kaarten bij te nemen tot je er terug 7 bezit.
Als de opzichter het laatste veld op het speelbord bereikt, nadert het einde van het spel. Alle kaarten van de afleg- en voorraadstapel worden bij elkaar gemengd, er wordt een speciale slotkaart tussen gestoken, volledig geschud en klaar gelegd. Zodra deze slotkaart opduikt, eindigt het spel. Alle piramides die uit drie of meer lagen bestaan worden nog verzilverd. De speler met de meeste punten wint het spel.
De kaarten zijn heel grappig getekend en bevatten uitstekende symbolen om hun functie duidelijk te maken. Elke speler ziet steeds welke piramides zijn medespelers aan het opbouwen zijn en kan daar heel serieus op inspelen tijdens de ruilfase. Het inzetten van dieven en belastinginners maakt dan weer het spelverloop wat minder tactisch. Dit bouwspel bezit een gezonde dosis interactiviteit tussen de spelers en een aanvaardbare dosis geluk.