Bron: Spellenlab
Elke speler bevindt zich op een bepaald verdiep, en met behulp van een luchtballon kan hij naar boven of beneden vliegen. Hierbij worden de optellingen en aftrekkingen geoefend.
Er worden twee kaarten op het bord geplaatst: één ballonkaart en een kaart die aan de speler vertelt waar hij is. De ballon beweegt omhoog of omlaag op een bepaald aantal verdiepingen.
Elke speler heeft zes kaarten, en het doel van elke beurt is om je van alle kaarten te ontdoen.
Als de speler aan de beurt is, plaatst hij zijn verdiepingskaart of een ballonkaart. Een nieuwe ballonkaart zorgt voor nieuwe spelmogelijkheden in. Wie al zijn kaarten uitspeelt, wint een ster.
Je kan het spel vereenvoudigen door alleen de verdiepingskaarten te gebruiken. De kinderen stijgen of dalen volgens de volgorde van de getallen.
Je kan het spel ook moeilijker maken door speciale kaarten toe te voegen.
De kaarten zijn kleurrijk en aantrekkelijk, misschien wel wat druk voor jonge kinderen.
De afbeeldingen van de etages zorgen wel voor een visuele ondersteuning voor jonge kinderen. Het spel is compact en snel te spelen. De kaarten konden degelijker zijn.