Bron: Spellenlab
Kroko Loko werd na 20 jaar in een nieuw jasje gestoken.
Elke speler krijgt een kop- en staartkaart van een krokodil. Alle andere kaartjes worden gedekt in het midden van de tafel gelegd.
Wie aan de beurt komt, dobbelt en mag centraal één van de 28 dierkaartjes trekken. Dit moet - afhankelijk van de worp - een land-, water- of luchtdier zijn. Alleen als op het kaartje een passend dier staat afgebeeld, mag het weggenomen worden en in de eigen krokodil ingevoegd worden. Twee zijden van de dobbelsteen brengen altijd een dier op: ofwel mag om het even welk dier getrokken worden, ofwel mag de speler een kaartje bij een concurrent stelen en bij de eigen krokodil voegen. De zesde kant van de dobbelsteen toont een krokodil met kiespijn. Hij heeft op dat moment geen trek meer en de speler moet zijn beurt laten voorbij gaan.
Dit spel is erg eenvoudig en wordt graag gespeeld door de jongere kinderen.
De geluksfactor is duidelijk aanwezig, er komt niet veel geheugenwerk bij te pas én er kan af en toe iets gestolen worden bij iemand anders. Vooral dat laatste is natuurlijk heel erg leuk.