Bron: Spellenlab
Elke speler heeft een serie van 12 dinokaarten met een getal van 1 tot 12. 1 staat voor de laagste waarde, 12 voor de hoogste. De spelers leggen deze 12 kaarten voor zich neer en proberen te onthouden waar welke kaart ligt. De kaarten kunnen in 2 rijen van 3 of 3 rijen van 4 gelegd worden. Daarna draaien de spelers hun kaarten om, zonder ze te verplaatsen.
Om de beurt legt elke speler nu een kaart open in het midden van de tafel. De speler die de kaart met hoogste getalwaarde heeft gelegd, krijgt alle gespeelde kaarten en bewaart ze apart als gewonnen punten. Wie de slag heeft gewonnen, mag de nieuwe ronde inzetten.
Als meerdere spelers een even sterke kaart leggen, moeten enkel deze spelers verdoken een andere kaart leggen. Dan draaien ze tegelijk hun nieuwe kaart om. Wie de kaart met de hoogste waarde heeft gelegd, wint nu alle gespeelde kaarten op tafel.
Als, na afloop van de partij, sommige spelers één of meer kaarten overhebben, voegen ze die toe aan hun gewonnen kaarten. De speler die de meeste kaarten heeft gewonnen, wint de partij.